Eén, publieke zorgverzekeraar v. 1.14.1
Huidige praktijk
Van zorgverzekeraars wordt verwacht dat ze de kosteneffectiviteit van zorgaanbieders managen. Ze mogen daarbij echter nauwelijks onderlinge afspraken maken, moeten zelfs onderling concurreren. Dat bemoeilijkt het kosteneffectiviteitsmanagement (Kem).
Daarbij is de onderlinge concurrentie nog steeds niet van de grond gekomen. Gemiddeld zo'n 6% van de mensen dat jaarlijks overstapt naar een andere zorgverzekeraar is een klein percentage. Temeer daar een aantal van hen ook nog min of meer gedwongen overstapt, als gevolg van verandering van werkgever (door de daaraan verbonden collectieve zorgverzekering).
Bovendien dient bij die 6% rekening gehouden te worden met de volgende zaken:
- Marketingspecialisten zijn slimmer dan aspirant-klanten. Zo zijn een aantal premieverschillen tussen zorgverzekeraars terug te voeren op vrijwillig verhoogde eigenrisicobedragen, die men bij de vorige zorgverzekeraar vaak ook had kunnen verhogen. Een wezenlijk aantal mensen weet dat niet en gaat slechts af op de voorgehouden premies. Dat veel mensen slecht op de hoogte zijn van de mogelijkheden, rechten en plichten is af te leiden uit het feit dat chronisch zieken niet of nauwelijks durven over te stappen.
- Er zijn aanmerkelijke verschillen in de aanvullende pakketten. Dat hoeft echter inzake de basisverzekering geen beter Kem door de zorgverzekeraar in te houden.
- Schijnsuccessen qua Kem. Er zijn zorgverzekeraars die minder zorgkosten hoeven te vergoeden doordat ze voornamelijk hoger opgeleiden als klanten hebben. Echter, als het publiek leert dat een zorgverzekeraar klanten voor de basisverzekering niet mag weigeren, dus niet mag selecteren op opleidingsniveau, zal zo'n verzekeraar zijn klantenbestand weer zien normaliseren. En zijn premies weer moeten verhogen.
In elk geval is het zo dat de 6% overstappers geen gevolg is van een beter Kem door de zorgverzekeraars. De selectieve zorginkoop (SZi) stelde namelijk in de ziekenhuiszorg, veruit de grootste curatieve kostenpost, tot en met 2016 nauwelijks iets voor. Net zoals in de huisartszorg.
Verder wordt de onderlinge concurrentie sterk beperkt doordat de inhoud en minimumprijs van de basisverzekering geheel worden bepaald door de politiek.
Toekomstverkenning
Men zal wellicht willen stellen dat het feit dat de SZi tot nu toe weinig voorstelt niet hoeft te betekenen dat dat in de toekomst niet kan veranderen. Dat is op zich waar. Aanvullend zal men wellicht willen stellen dat concurrentie tussen zorgverzekeraars hen prikkelt om de beste zorg voor de beste prijs in te kopen.
Dat dient op zich ook beaamd te worden, maar waarom zou een single, publieke zorgverzekeraar (SPZ) daartoe niet geprikkeld zijn? Zo'n verzekeraar valt onder de directe controle van de politiek, die de zorgverzekeraar eisen kan opleggen. Net zoals de politiek dat bijvoorbeeld de brandweer doet over de aanrijtijden, kosten en kunde. En eisen opleggen aan een publiek orgaan is makkelijker dan aan een (semi-)privaat.
Er lijken dus geen valide en wegende argumenten te zijn om het stelsel van (semi)private zorgverzekeraars te handhaven.
Argumenten vóór
Dergelijke argumenten zijn er wel vóór een SPZ:
- Het bespaart kosten:
- Naar verluidt bedragen de personeelskosten van alle zorgverzekeraars bij elkaar de helft van alle specialisteninkomens (1). In ieder geval zullen de zorgverzekeraars bij elkaar hoge management- en andere overheadkosten hebben, gezien dat er inmiddels (2012) 31 zorgverzekeraars zijn in Nederland.
- Het bespaart ook kosten als gevolg van de eisen die gesteld worden aan het eigen kapitaal van de zorgverzekeraars, de zogeheten solvabiliteitseisen. Eisen die volgens De Nederlandse Bank en de zorgverzekeraars zelf aanmerkelijk strenger zullen worden door Europese regelgeving.
- Zorgverzekeraars hoeven geen grote bedragen meer uit te geven aan reclamecampagnes. Die bedragen tellen per jaar op tot een half miljard.
- Het maakt het veel makkelijker en kosteneffectiever om het probleem van de zorgpremiewanbetalers te managen (zie later). Een probleem dat inmiddels in geldelijke termen is opgelopen tot zo'n 1 miljard euro.
- Het maakt het werken voor de zorgaanbieders aanzienlijk makkelijker:
- Men is ermee af van de onderling verschillende zorgkwaliteitsindicatoren die nu gehanteerd worden door de verschillende verzekeraars. Van de indicator volumenormen wordt zelfs gesteld dat er een wildgroei is. Uniforme indicatoren zijn naast een belang van de zorgaanbieders ook een publiek belang.
- Voor vooral kleinere zorgaanbieders scheelt het veel tijd in de jaarlijkse onderhandelingen en bij de administratie.
- Voor huisartsen wordt verwijzen makkelijker. Met verschillende verzekeraars en SZi moeten huisartsen eerst uitzoeken met welk zorgaanbieder de verzekeraar van die patiënt een overeenkomst heeft voor die aandoening.
- Het maakt het voor de consumenten aanzienlijk makkelijker:
- Onderzoek van het TV-programma Kassa en de Consumentenbond vond dat alleen al de vier grote zorgverzekeraars in totaal 1300 keuzemogelijkheden bieden. En dat betreft nog maar zeer beperkt de vraag met welke specifieke zorgaanbieders wel en geen contracten zijn afgesloten.
- Wil men als verzekerde niet voor verrassingen komen te staan, dan zal men elk jaar moeten uitzoeken met welke zorgaanbieders de zorgverzekeraar wel en geen contracten heeft afgesloten, voor welke zorgsoorten/aandoeningen. Ingeval van verwijzing door de huisarts wordt dat wellicht door de huisarts gedaan, maar er zijn ook zorgsoorten waarvoor geen verwijzing nodig is.
- Het herstelt het solidariteitsbeginsel:
- Het bestrijdt de risicoselectie. Weliswaar hebben zorgverzekeraars nu een acceptatieplicht m.b.t. de basisverzekering, maar daar werpen ze diverse drempels voor op. En die plicht geldt sowieso niet voor de aanvullende verzekering (AV). Hetgeen een hinderpaal is voor chronisch zieken om over te stappen.
- Een derde van de consumenten neemt geen deel aan collectieve verzekering en loopt daardoor een korting van 10% op de basispremie mis. Gezien dat voor werknemers zo'n verzekering veelal door hun werkgevers(vereniging) of vakbond geregeld wordt, zou dat voornamelijk de kleine zelfstandigen betreffen, en mogelijk de maatschappelijk onvaardige minima.
- De voorzitter van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) André Rouvoet poogde deze herstel-stelling te bestrijden, door in een interview in de Volkskrant van 5 dec. '14 te reposteren dat onder het oude stelsel van ziekenfonds- en particuliere verzekering de laatste een betere verzekering was, die alleen betaalbaar was voor hogere inkomens. Er wordt hier echter gepleit voor één, publieke verzekering (zie later voor de AV en de premieberekening).
- Het levert een veel effectievere zorgregisseur op, zoals impliciet al gesteld. Nu mogen de (semi)private zorgverzekeraars qua zorgconcentratie — die overigens aan bepaalde kwaliteitsvoorwaarden zou moeten voldoen — van de Autoriteit Consument & Markt (voorheen de NMa) alleen samenwerken als het gaat om de spoedeisende zorg. Het is m.b.t. de andere zorgsoorten zo goed als onmogelijk om die goed te verdelen als dat gedaan moet worden door afzonderlijke verzekeraars die niet mogen samenwerken.
- Men heeft geen vereveningssysteem meer nodig. Ook in de basisverzekering kunnen er grote verschillen zijn tussen verzekerden qua ziektekosten, doordat sommige verzekeraars zich richten op bepaalde bevolkingsgroepen, zoals al beschreven. Daar heeft de politiek een vereveningssysteem voor bedacht, maar dat is op zijn best bewerkelijk en ondoorzichtig.
Ongewenste monopoliepositie?
Op zich heeft een SPZ een monopoliepositie. Een landelijke monopoliepositie, zelfs. Toch is dat in de praktijk geen probleem. Zoals boven al beargumenteerd, staat zo'n zorgverzekeraar onder de directe controle van de politiek, die eisen m.b.t. de professionaliteit en de redelijkheid & billijkheid kan opleggen.
Die controle over de huidige, (semi-)private zorgverzekeraars is veel beperkter. Verder vormen die zorgverzekeraars door fusies en overnames nu vaak al regionaal grote machtsblokken, zodat het voor de zorgaanbieders weinig uitmaakt: in de onderhandelingen met de grote verzekeraars is er nu ook al nauwelijks sprake van een level playing field.
Partiële marktwerking
Van groot belang is dat een SPZ gewoon aan SZi kan doen, als men dat wil: een stelsel van partiële marktwerking. Dat men met zo'n zorgverzekeraar een Sovjetbestel zou creëren, zoals de ZN-voorzitter eerder stelde, is dus een irreëele stelling. En het is niet gezegd dat alles aan het Sovjetbestel slecht was.
Eenheidsworst in de aanvullende verzekering?
Een SPZ hoeft geen eenheidsworst hoeft te betekenen m.b.t. de AV. Men kan eenvoudigweg een modulaire AV creëren, waarbij verzekerden zelf kunnen kiezen voor welke therapieën of soorten zorg men zich aanvullend verzekert en voor welke niet. De meeste (semi-)private zorgverzekeraars hebben dat nog niet eens.
Qua zorgkosten hoeft dat voor de verzekeraar niet nadelig te zijn. Men zal zich immers alleen voor die therapieën bijverzekeren waar men in gelooft, hetgeen de werkzaamheid zal bevorderen. Of die werkzaamheid dan gebaseerd is op een materieel of een placebo-effect is niet van belang. Het gaat er in zorgkostenzin slechts om dat de patiënt naar tevredenheid geholpen wordt.
Natura- en restitutieverzekering
Een naturaverzekering betekent: alleen de zorg van een door de zorgverzekeraar gecontracteerde zorgaanbieder wordt vergoed. Bij een restitutieverzekering heeft men vrije aanbiederkeuze en wordt die zorg geheel of gedeeltelijk ook vergoed. Ook bij een SPZ is zo'n poliskeuze te creëren. Dan kan in de vorm van twee verschillende basisverzekeringen of in de vorm van een optie in de aanvullende verzekering.
De wettelijke kant
Europese regelgeving staat een SPZ toe, in tegenstelling tot wat soms gedacht wordt — zie o.a. de Britse National Health Service. Weliswaar moet daarvoor de nominale zorgpremie gefiscaliseerd worden, maar dat kan ook, zelfs na de publicitair-politieke perikelen rond de inkomensafhankelijke zorgpremie.
Binnen het fiscale stelsel kan de premie namelijk naar believen meer of minder inkomensafhankelijk gemaakt worden. Een maandpremie van 1% over de eerste € 200.000,- bruto jaarinkomen of 2% over de eerste € 100.000,- maakt een groot verschil voor de te betalen premie door de lage- en middeninkomens. Daarbij kan men (ook) variëren met de inkomensondergrens.
Verder is een gefiscaliseerde premie verreweg de beste manier om het eerder genoemde probleem van de zorgpremiewanbetalers te managen. Nu komt alleen de premiedervingsschade van de eerste zes maanden voor rekening van de zorgverzekeraars; alle schade daarna komt automatische voor rekening van de overheid en dus de publieke middelen.
Fall back-optie
De voormalige ziekenfondsen zijn in 2006 omgevormd tot of overgenomen door de huidige (semi-)private zorgverzekeraars. Op diverse zorgeconomische fora wordt gesteld dat bij de omvorming/overname in totaal 10 miljard euro aan staatssteun is uitgekeerd aan die zorgverzekeraars. En dat de toenmalige VWS-minister Hoogervorst een fall back-optie had afgesproken die bepaalde dat tot 2016 de zaken teruggedraaid konden worden, met terugbetaling van de staatssteun.
Helaas wordt in die foraberichten geen bewijs geleverd voor die stelling, ook niet op verzoek van de auteur dezes. Maar als die stelling klopt, zou de terugdraaiïng vóór 2016 moeten plaatsvinden.
Uniform kwaliteitsbeleid
De kans dat de politiek besluit dat de zorgverzekeraars (weer) moeten opgaan in een SPZ moet als klein worden beschouwd. In ieder geval op korte termijn. Men kan echter wel de wetgeving zodanig wijzigen dat het verplicht wordt voor zorgverzekeraars om per zorgsoort een landelijk uniform kwaliteitsbeleid te voeren.
Weliswaar lost dat maar één deelprobleem op, dat van de verschillende systemen, normen en indicatoren, maar dat is wel onderdeel van een groot probleem. (Welk verder opgelost kan worden door uitkomstfinanciering, althans een administratief laagbelastende vorm daarvan.)
- FD (Z&M) 8 augustus 2011.
Versiehistorie
- V. 1.1: argumenten toegevoegd.
- V. 1.2: aangepast aan de actualiteit (2013).
- V. 1.3: paragraaf over toekomstverkenning toegevoegd.
- V. 1.4: paragraaf over de fall-back-optie toegevoegd; verhandeling over de termijn van de realiseerbaarheid gewijzigd.
- V. 1.5: paragrafen over monopoliepositie en aanvullende verzekering toegevoegd.
- V. 1.6: paragraaf over fall back-optie gewijzigd; paragraaf over de termijn van de realiseerbaarheid verwijderd.
- V. 1.7: paragraaf 'Natura- en restitutieverzekering' toegevoegd.
- V. 1.8: paragraaf 'Argumenten vóór' geredigeerd.
- V. 1.9: deelargument toegevoegd aan 'Argumenten vóór'.
- V. 1.10: argument toegevoegd aan 'Argumenten vóór'.
- V. 1.11: argumenten toegevoegd aan 'Argumenten vóór'; paragraaf 'Eenheidsworst in de aanvullende verzekering?' uitgebreid.
- V. 1.12: argument toegevoegd aan 'Argumenten vóór'.
- V. 1.13: argument toegevoegd aan 'Argumenten vóór'; indeling van die paragraaf gewijzigd.
- V. 1.14: paragraaf 'Uniform kwaliteitsbeleid' toegevoegd.
* Labels hebben eigen organisatiekosten, premievoordeel collectieve verzekeringen neemt af, en collectieven stappen soms over: http://www.skipr.nl/actueel/id24031-verzekeraars-houden-vast-aan-collectieve-polissen.html
* http://www.zorgvisie.nl/Kwaliteit/Nieuws/2015/1/Specialisten-ageren-tegen-invloed-zorgverzekeraars-1695355W/
* http://www.nu.nl/economie/3738561/toekomstige-rol-verzekeraars-loep.html
* http://www.nu.nl/economie/3897450/aantal-wanbetalers-in-zorg-blijft-stijgen.html (2014)
* http://www.metronieuws.nl/nieuws/wirwar-ruim-1300-opties-voor-zorgpolis/SrZnkw!KewUmAHMk8XlQ/